Waarom hoogwaardig en relevant hoger onderwijs zo belangrijk is
De Europese Unie (EU) kampt met een tekort aan vaardigheden, zeker op het gebied van wetenschap, technologie, engineering en wiskunde (STEM) en informatie- en communicatietechnologie (ICT). Vooral vrouwen zijn ondervertegenwoordigd op deze gebieden.
Door de groene en de digitale transities van de samenleving zijn er nieuwe behoeften aan vaardigheden. De EU moet actie ondernemen om te zorgen voor de continue ontwikkeling van vaardigheden die nodig zijn om wereldwijd economisch concurrerend te blijven.
Meer mensen moeten worden gestimuleerd om een studie te volgen op gebieden waarvoor er tekorten zijn. Alle studenten moeten polyvalente geavanceerde transversale vaardigheden verwerven, zoals de vaardigheid om kritisch te denken of problemen op te lossen. Ook kerncompetenties, zoals rekenvaardigheid en digitale vaardigheden, zijn van essentieel belang.
Als de nationale stelsels voor hoger onderwijs studenten aansporen om relevante vaardigheden te ontwikkelen, komt dit hun persoonlijke en professionele ontwikkeling ten goede – twee factoren die bijdragen tot een hoge levenskwaliteit.
Wat doet de EU?
De Steam-methode promoten
De Europese Commissie promoot de ontwikkeling van doelgerichtere programma's voor hoger onderwijs op het gebied van STEM en ICT op basis van Steam-onderwijsmethoden.
Steam (wetenschap, technologie, engineering, kunst en wiskunde) is een multidisciplinaire onderwijsmethode waarbij de traditionele barrières tussen vakken en disciplines worden doorbroken door STEM- en ICT-onderwijs te verbinden met geesteswetenschappen, sociale wetenschappen en kunst. Zo wordt de kennisoverdracht tussen STEM- en niet-STEM-gebieden gestimuleerd. De methode zorgt ook voor een betere aansluiting van STEM-vakken bij de politieke, ecologische, sociaaleconomische en culturele context.
De EU-coalitie voor STEM en de in de Europese vaardighedenagenda beschreven maatregelen ondersteunen Steam-methoden. De EU‑coalitie voor STEM is een door het programma Erasmus+ gefinancierd EU-wijd netwerk dat het STEM-onderwijs (wetenschappen, technologie, engineering en wiskunde) in Europa wil verbeteren.
Het Europees initiatief voor het volgen van afgestudeerden
De EU moedigt de lidstaten aan om de kwaliteit en relevantie van hun hoger onderwijs en beroepsonderwijs en -opleiding (BOO) te verbeteren door regelmatig de loopbaantrajecten van afgestudeerden te volgen.
Dit proces wordt bevorderd via het Europees initiatief voor het volgen van afgestudeerden en door de verzamelde informatie over afgestudeerden gemakkelijker vergelijkbaar te maken op Europees niveau.
Door afgestudeerden te volgen is het mogelijk:
- studenten een betere studie-ervaring te bieden en na te gaan hoe onderwijs en leren doeltreffender en relevanter kunnen worden gemaakt;
- ongelijkheden in het onderwijs op te sporen en aan te pakken;
- de kansen op de arbeidsmarkt voor pas afgestudeerden te vergroten door vaardigheden beter af te stemmen op de behoeften van werkgevers, curricula aan te passen en voor betere loopbaanbegeleiding te zorgen;
- inzicht te krijgen in grensoverschrijdende mobiliteitspatronen en dreigende regionale overschotten en tekorten aan vaardigheden ("brain drains" en "brain gains");
- efficiënt en op basis van betrouwbare gegevens te investeren in hoogwaardig onderwijs dat is afgestemd op de behoeften van de samenleving;
- na te gaan welke praktijken afgestudeerden het best voorbereiden op actief burgerschap.
Wat heeft de EU tot dusver gedaan?
Het geharmoniseerd volgen van afgestudeerden ondersteunen
Naar aanleiding van de mededelingen van de Commissie over een nieuwe EU-agenda voor het hoger onderwijs en een Europese vaardighedenagenda voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht hebben de EU-lidstaten in november 2017 bij een besluit van de Raad een Aanbeveling over het volgen van afgestudeerden goedgekeurd.
Daarmee verbonden de EU-lidstaten (met steun van de Commissie) zich ertoe vergelijkbare informatie te verzamelen over afgestudeerden van het hoger onderwijs en het beroepsonderwijs.
In 2020 publiceerde de Commissie een vergelijkende studie waarin het beleid en de praktijken voor het volgen van afgestudeerden in de EU-lidstaten en de EER-landen in kaart werden gebracht aan de hand van vijf belangrijke, in de aanbeveling van de Raad genoemde criteria.
De Commissie publiceerde ook een gids “How to do it well” waarin gedetailleerd beschreven wordt welke praktijken doeltreffend zijn voor het houden van enquêtes onder afgestudeerden en hoe administratieve gegevens doeltreffend kunnen worden gebruikt.
Tussen 2018 en het einde van haar mandaat in 2020 diende een deskundigengroep voor het volgen van afgestudeerden als samenwerkings- en uitwisselingsforum. In haar eindverslag gaf de deskundigengroep een aantal aanbevelingen aan de Commissie over de toekomst van het Europees initiatief voor het volgen van afgestudeerden.
In 2020 hield de Commissie een Eurograduate-proefenquête onder afgestudeerden in acht landen (Duitsland, Griekenland, Kroatië, Litouwen, Malta, Noorwegen, Oostenrijk en Tsjechië), waarbij de gegevens op nationaal niveau werden geëvalueerd en vergeleken. In 2022 vond in 17 landen een tweede fase van de Eurograduate-proefenquête plaats. De conclusies kunnen de empirische basis verrijken die door beleidsmakers en hogeronderwijsdeskundigen wordt gebruikt om onderwijsprogramma's te ontwikkelen.
Tussen 2020 en 2021 zette de Commissie in elk EU-land op maat gesneden capaciteitsopbouwactiviteiten op om de nationale administratieve en onderzoeksteams voor te bereiden op een gecoördineerd Europees mechanisme voor het volgen van afgestudeerden. De bedoeling was onder meer om de belanghebbenden meer te betrekken bij het project en om de IT- en statistische capaciteit te verhogen.
Volgende stappen
Op basis van de uitwisselingen en aanbevelingen van de deskundigengroep heeft de Commissie in 2022 het Europees netwerk voor het volgen van afgestudeerden opgericht om samenwerking en wederzijds leren tussen deelnemende landen te bevorderen.
In 2023 zal de Commissie de balans opmaken van de geboekte vooruitgang bij de uitvoering van de aanbeveling van de Raad. Verwacht wordt dat tegen eind 2024 80 % van de uitrol in de lidstaten een feit is wat betreft het verzamelen van vergelijkbare gegevens voor het volgen van afgestudeerden.
De Commissie verwacht dat afgestudeerden uiterlijk in 2025 in heel Europa zullen worden gevolgd.