Waarom een Europese Onderwijsruimte?
Onderwijs vormt de basis voor persoonlijke ontplooiing, inzetbaarheid en actief en verantwoordelijk burgerschap. Het is essentieel voor de vitaliteit van de Europese samenlevingen en economieën. Toegang tot hoogwaardig en inclusief onderwijs, opleiding en een leven lang leren is een recht voor alle burgers en is als zodanig verankerd in de Europese pijler van sociale rechten.
Door de COVID-19-pandemie is het nog duidelijker geworden dat we moeten voorkomen dat structurele belemmeringen voor leren en de ontwikkeling van vaardigheden de arbeidskansen van mensen en hun deelname aan de samenleving beïnvloeden.
De Europese Onderwijsruimte zal in synergie werken met de Europese vaardighedenagenda en de Europese Onderzoeksruimte om kennis te benutten, om zo de basis te worden voor het herstel en de welvaart van Europa.
Aandachtsgebieden voor samenwerking
De Europese Commissie en de lidstaten van de Europese Unie (EU) werken aan de uitvoering van hun collectieve visie op een Europese Onderwijsruimte door hun inspanningen te richten op:
- betere kwaliteit en meer gelijke kansen
- leerkrachten, opleiders en schoolleiders
- digitaal onderwijs
- groen onderwijs
- de Europese Onderwijsruimte in de wereld
Lees wat de EU doet op elk gebied van onderwijs
- kinderopvang en voorschools onderwijs
- schoolonderwijs
- hoger onderwijs
- volwasseneneducatie
- beroepsonderwijs en -opleidingen
Meer middelen voor de Onderwijsruimte
Het idee van een Europese Onderwijsruimte werd voor het eerst onderschreven door de Europese leiders tijdens de Sociale top van 2017 in Göteborg (Zweden). De eerste pakketten maatregelen werden in 2018 en 2019 vastgesteld.
Na tientallen jaren nauwe samenwerking is er al heel wat vooruitgang geboekt:
- bijna 95 % van de kinderen volgt vanaf vier jaar voor- en vroegschoolse educatie
- meer dan 40 % van de jonge volwassenen behaalt een diploma hoger onderwijs
- bijna 90 % van de jongeren verlaat het onderwijs met een diploma hoger secundair onderwijs of volgt een opleiding
- 80 % van de recente deelnemers aan Erasmus+ heeft binnen drie maanden na hun afstuderen een baan gevonden
Deze resultaten betekenen dat er veel vooruitgang is geboekt, maar er is nog werk aan de winkel, met name wat betreft:
- het percentage 15-jarigen dat niet voldoende vaardig is in lezen, wiskunde of wetenschappen
- de deelname van volwassenen aan leeractiviteiten
In september 2020 heeft de Commissie haar vernieuwde visie voor de Europese Onderwijsruimte en de concrete maatregelen om deze te verwezenlijken uiteengezet in een mededeling van de Commissie.
De Raad van de EU reageerde hierop in februari 2021 met de resolutie betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding voor de periode 2021-2030.
In november 2022 publiceerde de Commissie haar verslag over de voortgang bij de verwezenlijking van de Europese Onderwijsruimte. Daarin wordt gewezen op het werk dat tot dusver is verricht en op de uitdagingen die nog moeten worden aangepakt.
De volgende stappen
In 2023 nodigt de Commissie de lidstaten en andere belanghebbenden deel te nemen aan de tussentijdse evaluatie van de Europese Onderwijsruimte. Het gaat er vooral om lessen te trekken uit de eerste jaren en het momentum en engagement tot 2025 te vergroten.
In 2025 komt er een volledig verslag over de Europese Onderwijsruimte uit.
Het strategisch kader
Het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding zal bijdragen tot de verwezenlijking van de Europese Onderwijsruimte door:
- de EU-lidstaten te ondersteunen bij hun hervormingen van de onderwijs- en opleidingsstelsels
- de synergieën te versterken met andere beleidsterreinen, zoals onderzoek en innovatie, sociaal beleid, werkgelegenheid en jeugd, en met financieringsinstrumenten van de EU om de nationale hervormingen beter te ondersteunen
- streefdoelen en indicatoren vast te stellen om de werkzaamheden aan te sturen en de vooruitgang te monitoren
Het strategisch kader biedt de benodigde structuur voor de samenwerking tussen de lidstaten en de belangrijkste belanghebbenden om hun collectieve visie te verwezenlijken.
De inhoud en de structuur van de onderwijs- en opleidingsstelsels van de lidstaten blijven de bevoegdheid van de desbetreffende nationale en/of regionale autoriteiten.